Verslag dorpsgesprek

VERSLAG VAN DE DORPSBIJEENKOMST DORPSMOLEN
12 oktober, voormalige raadzaal gemeentehuis Loppersum
Aanwezig: ongeveer 40
Onafhankelijk voorzitter: Bé Schollema
Verslag: Nicolette Scholten

Opening

Tjitse Mollema, voorzitter LOPEC, opent de vergadering en geeft direct de hamer aan Bé Schollema, die zegt weliswaar technisch voorzitter te zijn maar wel één met een eigen mening. Hij zegt dagelijks onderweg naar zijn werk de windmolens in Meeden te zien die daar lukraak en buiten alle proporties gedropt zijn. Daaruit blijkt volgens hem dat het nodig is er zelf bij te zijn. ‘Het doel van vanavond is het voeren van een goed gesprek. Misschien zit LOPEC in de ogen van sommigen bij voorbaat in een verdachte hoek, maar ook de vrijwilligers van LOPEC wonen hier en houden van hun eigen leefomgeving.’ Dit is het spannendste wat LOPEC tot nu toe heeft gedaan, aldus Schollema. Een soort democratisch experiment. ‘Als vrijwilliger moet je wel een beetje een masochistische instelling hebben.’

Tjitse geeft een presentatie. LOPEC heeft een onderzoek laten uitvoeren hoeveel energie het dorp Loppersum, wij dus met elkaar, verbruiken. Als we een tiende deel van de behoefte zelf willen opwekken, hebben we 100 EAZ-molens nodig of 2,8 hectare grond. LOPEC praat hier over een windturbine, omdat die juist stroom oplevert op het moment dat er veel vraag is (in de winter). Tjitse zegt dat een grotere dorpsmolen in de huidige regelgeving gewoonweg niet kan. Maar als we dit samen willen, is er ook gesprek mogelijk met gemeente en provincie.

LOPEC heeft ook een ‘eerste ruimtelijke toets’ laten doen naar technische/wettelijke zaken. Geluid is het belangrijkste criterium. Een vuistregel is voorlopig dat er minimaal 400 meter afstand moet zijn tussen molen en bewoning. Hij doet ook kort verslag van de excursie naar Reduzum, waar een toch niet heel kleine molen op afstand van 650 meter van het dorp en twee buurtschappen ligt. Het geluid valt daar min of meer weg tegen druk verkeer.

Tjitse sluit de presentatie af met een ingezonden stuk uit het Dagblad van het Noorden. We moeten minder CO2, uitstoten, maar we willen geen aardgas meer, geen wind op land, geen zonnevelden, geen kerncentrales, geen hoogspanningsnetten etc etc. En dat terwijl de vraag naar stroom voorlopig alleen maar zal toenemen door elektrisch vervoer en voor verwarming. Zo komen we er niet. LOPEC wil met het dorp onderzoeken of een eigen dorpsmolen haalbaar is. Maar de hele zoektocht begint en eindigt met draagvlak. Geen draagvlak? Geen molen.

Vervolgens is er ruim gelegenheid voor vragen en gesprek.

Vraag: Hoe kan ik me 60 meter hoogte voorstellen?
Antwoord: Hoger dan de Lopster toren, dat in ieder geval.

Vraag: Wat betekent 50 procent lokaal eigendom?
Antwoord: Projectontwikkelaars moeten aan deze eis invulling geven. Het gaat hierbij om eigendom, om zeggenschap, regie. Over de locatie, het geld enzovoort. Een dorpsmolen bij Loppersum zou wat ons betreft 100% lokaal eigendom moeten zijn. Alle lasten? Dan ook alle lusten.

Vraag: Wat is er mis met commerciële ontwikkelaars? En waarom kopen we geen stroom in van een molen op zee?
Antwoord: Het Klimaatakkoord heeft een opgave gesteld, namelijk dat we moeten zoeken op land. Die opgave gaat druk geven. Die druk willen we voor zijn. Bijvoorbeeld met een eigen molen die, inclusief de revenuen, van ons is.

Vraag: Dat is geen antwoord. Waarom moet een molen per se hier? Elke molen verpest het landschap. Waarom niet op zee? Waarom kopen we geen molen in de Eemshaven?
Antwoord: De zee wordt anders bestemd, windparken op zee moeten in de eerste plaats energie leveren voor de industrie. Een molen in de Eemshaven is wel een gedachtegang. De vraag is of we anderen (ook daar wonen mensen) willen belasten met onze molen.

Vraag: Het blijft landschapsverruwing en bovendien in mijn achtertuin. We zijn hier gekomen vanwege de rust en de ruimte. Willen we dit onze kinderen nalaten?
Antwoord: de gedachtegang is dat we zelf energie gebruiken, dus zelf de lasten daarvan moeten dragen maar ook de lusten hebben.

Opmerking: Ik zou juist trots en blij zou zijn als er een windmolen van ons zou staan en dat ik dat mijn kind zou nalaten.

Vraag: Wordt er ook gesproken met andere coöperaties? Zou dat misschien tot een betere plek leiden?
Antwoord: We werken gemeentebreed (Eemsdelta Energiek) samen. We weten dat Zonnedorpen (’t Zandt e.o.) nadenkt over drie molens. Ook daar is draagvlak nodig. En nee, we hebben geen gesprek gehad met Oudeschip, maar dat zou zeker interessant zijn. Bij dezen spreken we af dat we zowel met Oudeschip als met Zonnedorpen in gesprek gaan.

Vraag: Vanaf het begin heb ik kritiek geuit op de plannen en gewezen op waterstofexperimenten zoals in Hoogeveen. Waarom moeten wij in een molen geloven?

Antwoord: Waterstof is een energiedrager, waarvoor eerst wind en zon nodig zijn. Bovendien is waterstof in eerste instantie bedoeld voor de industrie en pas op het laatst in de bebouwde omgeving. Het probleem is nú urgent. Overigens is er nog helemaal geen locatie bepaald. We staan nu voor de vraag: ja of nee.

Vraag: Ik ben tegen. Ook hoef ik geen compensatie als een molen er onverhoopt wel komt.
Antwoord: We kunnen niet nog 20 jaar wachten. Het is onze maatschappelijke plicht onze huizen zo energiezuinig mogelijk te maken en wat we verder nodig hebben, ook zelf op te wekken.

Vraag: Hoe zit het met lichtvervuiling?
Antwoord: Tot op bepaalde hoogte is geen verlichting nodig maar dat moeten we onderzoeken.

Vraag: In jullie enquête is wel een locatie genoemd. Dat was op z’n minst onhandig.
Antwoord: LOPEC speelt open kaart. De locatie genoemd in de enquête was een van de opties. Onderzoek naar of het mogelijk is moet nog plaatsvinden. En als een locatie nu niet mogelijk is wil het niet zeggen dat het ook in de toekomst zo blijft.

Opmerking: Binnen de kortste tijd is onze aardbol niet meer bewoonbaar. Zo’n toekomst willen we onze kinderen niet geven. Eeuwen geleden is onze kerk, de kathedraal van Loppersum, gebouwd. Daar zijn we nu trots op. Over honderd jaar moeten we trots kunnen kijken naar onze eigen molen: kijk: onze energiebron!

Vraag: In hoeverre heeft het dorp baat bij een molen? Gaat het om individuele winst of gaat het om onze voorzieningen? Wat mij betreft moet het dorp erop vooruitgaan.
Antwoord: Aan onze EAZ-molen of ons zonnedak verdienen de mensen die een wind- of zondeel hebben gekocht in de vorm van verlaging van de energiebelasting. De stroom wordt verkocht aan Energie VanOns, en van het geld dat dit opbrengt kan LOPEC een volgend project bekostigen. Verder krijgt LOPEC per klant van Energie VanOns (maar dat staat los van de molen of het zonnedak) een bedrag dat ten goede komt aan het dorp. In Reduzum bijvoorbeeld gaat het anders. Men verdient tienduizenden euro’s aan de verkoop van de stroom en daarvan worden (behalve de investeringskosten) voorzieningen in het dorp betaald. Het is nu nog te vroeg om afspraken te maken over ‘winst’ en verdeling daarvan. Daar zijn vele keuzes in te maken. Op termijn gaan we dat samen doen, als coöperatie.

Bé Schollema concludeert dat besluiten over een eventuele dorpsmolen, plek en financiën gezamenlijk moeten worden genomen. Hij wilde eerst de hoge energieprijzen niet bij de discussie betrekken, maar het is wel een feit met gevolgen. Verder roept hij op lid te worden van LOPEC. Het kost ‘niks’ (15 euro, eenmalig), maar dat maakt meepraten gemakkelijker en je krijgt informatie uit de eerste hand. Lid worden kan via www.lopec.nl). Hij ziet een opgave voor LOPEC om op alle vragen een antwoord te zoeken, ook op de vanavond niet gestelde vragen. En dan blijft de principiële vraag staan, waarover meningen zullen verschillen. Draagvlak wil niet zeggen dat iedereen het ermee eens is.

Tjitse schetst de volgende stap. Binnenkort komt er een ALV voor de leden van LOPEC. Het bestuur gaat goed kijken naar alle vragen die zijn gesteld. En als LOPEC weer een stapje verder is,  komt er een volgende dorpsbijeenkomst.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *